Artikels het en de/ Lidwoorden het en de

Vorm

Nederlandse substantieven hebben twee bepaalde artikels: de en het

Gebruik

DE-woorden
meeste woorden met de volgende suffixen:

heid: waarheid, snelheid

-de, -te: diepte

-ij: bakkerij

-ing: verrassing

-ie: emotie

-teit: universiteit

-st: dienst

– meeste personen: de directeur, de buur, de ober, … maar het meisje

– meeste vruchten, bomen en planten: de appel, de eik,

HET-woorden
– verkleinwoorden: tafeltje, meisje,…

– namen van landen: het Italië, het Nederland, …

– namen van de talen: het Engels, het Frans,…

– korte woorden van 2 syllaben die beginnen met be-, ge-, ver-en ont-: het begin, het geval, het bericht,

– meeste woorden met suffixen: -isme, -ment, -sel en -um: het communisme, het instrument, het kapsel, het museum…maar de datum

de wordt ook gebruikt voor alle woorden in meervoud (plural): de meisjes, de evenementen, de mensen, …

Samenvatting:

–> als het woord in het meervoud (plural) is, gebruiken we altijd de

–> er zijn bepaalde groepen woorden waarvoor we meestal de of het gebruiken zoals het voor landen en talen en de voor personen.

–> soms kunnen we ook zeggen welk artikel juist is bij de woorden met bepaalde prefixen of sufixen zoals woorden met het sufix -um zijn vaak het-woorden en woorden met het sufix -heid zijn vaak de-woorden