Bezittelijk voornaamwoord/ Possessief pronomen
Gebruik
Met een bezittelijk voornaamwoord zeggen jullie dat iets/ iemand in bezit is van iemand/ iets anders; dat iets/ iemand van iemand/iets anders is:
mijn tas = ik ben in bezit van deze tas; een tas die van mij is
Vorm
volle vorm | verkorte vorm | |
ik | mijn | m’n |
jij | jouw | je |
u | uw | |
hij | zijn | z’n |
zij | haar | d’r |
wij | ons/ onze | |
jullie | jullie | je |
u | uw | |
zij | hun |
Ons/ onze
ons: gebruikt met het-woorden: ons probleem (het probleem)
onze: gebruikt met de-woorden+ meervoud: onze problemen (meer problemen); onze hond (de hond)
Gebruik van de volle/ verkorte vorm
–> als we een contrast willen benadrukken; in vergelijkingen–> volle vorm
Ik wil gaan! Nu is mijn buurt!
Onze zoon is ouder dan die van mijn zus.
–> als er meer pronomen zijn verbonden met of, en –> volle vorm
De klant moet zijn of haar reservering voorhand betalen.
Ik heb jouw en zijn paspoort mee.
–> bij jullie: als het bezittelijk pronomen naast het persoonlijke staat, gebruikt men liever je (verkorte form dus), omdat jullie jullie niet mooi klinkt:
Hebben jullie je paspoorten mee?
In andere gevallen kunnen jullie kiezen of jullie de volle of de verkorte versie willen gebruiken.
Zelfstandig bezittelijk voornaamwoord (zbv)
Gebruik
–> om herhaling te vermijden van een substantief:
Is dit mijn bier of jouw bier? –> Is dit mijn bier of het jouwe/ dat van jou?
Ik heb mijn rekeningen en jouw rekeningen betaald. –> Ik heb mijn rekeningen en de jouwe/ die van jou betaald.
–> bij een vergelijking:
Onze kinderen zijn ouder dan de hunne/ die van hun.
Zowel zijn idee als de uwe/ die van u is zeer goed.
Vorm
formeel | niet formeel: de-woorden+meervoud | niet formeel: het-woorden | |
Ik | de/ het mijne | die van mij | dat van mij |
Jij | de/ het jouwe | die van jou | dat van jou |
u | de/ het uwe | die van u | dat van u |
zij | de/ het hare | die van haar | dat van haar |
hij | de/ het zijne | die van hem | dat van hem |
ons | de/ het onze | die van ons | dat van ons |
jullie | x | die van jullie | dat van jullie |
u | de/ het uwe | die van u | dat van u |
zij | de/ het hunne | die van hen | dat van hen |
Samenvatting
Bezittelijke voornamen is iets wat jullie gewoon uit hoofd moeten leren. Er zijn niet te veel trucjes- het is belangrijk om te onthouden wanneer is beter de volle en wanneer de verkorte vorm te gebruiken en dat ons gebruikt wordt met het-woorden en onze met de-woorden + in het meervoud.