Pronomen reflexivum/ wederkerend voornaamwoord

Gebruik

Pronomen reflexivum worden gebruikt in 2 gevallen:

–> met verba als het subject en de object dezelfde persoon is:

Iva wast haar kindje.               subject: Iva; object: haar kindje

X

Iva wast zich.                            subject: Iva; object: Iva

Pronomen reflexivum maken ook vaste deel van sommige werkwoorden: zich vergissen, zich schamen, zich inschrijven, …

Ik schaam me kapot.

–> na een prepositie als het subject en het object dezelfde persoon is: Heb je geld bij je?

Vorm

persoon werkwoord pronomen reflexivum
ik haast me
jij haast je
u haast zich/ u
zij/ hij haast zich
we haasten ons
jullie haasten je
u haast zich/ u
ze haasten zich

Plaats in de zin

In gewone hoofdzinnen staat het pronomen reflexivum direct naar het verbum:

Ik schaam me heel veel.         schaam = verbum

In zinnen met inversie staat het pronomen reflexivum direct na het subject:

Soms vergis ik me.    ik = subject

Bij werkwoorden met vaste prepositie staan het pronomen reflexivum tussen het verbum en de prepositie:

Ik log me in.   verbum = inloggen

Elkaar

– genoemd ook ‘reciproque pronomen’

Gebruik

Als het subject twee of meer mensen  aanduidt en het gaat over een interactie tussen hen:

Paula en Kees houden van elkaar

subject: Paula en Kees
interactie: Paula houdt van Kees en Kees houdt van Paula.

Ik hoop dat we elkaar kunnen vertrouwen.

subject: wij (wij+jullie; ik+jij)
interactie: we vertrouwen jullie en jullie vertrouwen ons OF ik vertrouw jou en jij vertrouwt mij

* Meer bij Reflexieve werkwoorden