De toekomst kan uitgedrukt worden door 4 verschillende tijden:
PRESENS (+ een tijdsaanduiding)
Vorm
Het verbum is in het presens; we kunnen eventueel een tijdsaanduiding gebruiken om te benadrukken dat de actie in de toekomst gebeurt (morgen, volgende maand, binnen een paar minuten, …)
Gebruik
We gebruiken het presens als iets is al gepland is en gaat zeker gebeuren; als de toekomstige activiteit al een feit is:
We verhuizen volgende week. –> alles is gepland, geregeld en besloten; er is geen stap terug
GAAN + INFINITIEF
Vorm
– het verbum gaan + infinitief
– het infinitief staat aan het einde van de zin
Gebruik
Met gaan + infinitief duiden we aan:
a) dat we een plan/ intentie hebben om iets te doen: Ik ga Nederlands studeren.
b) dat een handeling/ actie binnenkort gebeurt:
Psst, de voorstelling gaat beginnen.
Kijk, het gaat regenen. (er zijn donkere wolken)
Gaan in de combinaties met andere werkwoorden:
a) gaan + hebben en zijn: deze combinatie hoort bij de standaard taal alleen in Belgie, niet in Nederland. In Nederland wordt het gebruikt alleen in spreektaal.
b) gaan + kunnen/mogen/moeten/willen/durven: deze combinatie hoort bij standaardtaal in België, niet in Nederland. In Nederland hoort alleen de combinatie zullen + modale werkwoorden tot standaardtaal.
c) gaan + worden: deze combinatie is standaardtaal in het hele taalgebied. Het gebruik van zullen is ook juist.
d) gaan + gaan: deze combinatie is nergens een standaardtaal
We gaan naar huis gaan. –> We zullen naar huis gaan.
ZULLEN + INFINITIEF
Vorm
– het verbum zullen + infinitief
– het infinitief staat aan het einde van de zin
persoon | zullen |
enekelvoud | |
ik | zal |
jij | zal/ zult |
u | zult |
hij, zij, het | zal |
meervoud | |
we | zullen |
jullie | zullen |
u | zult |
zij | zullen |
Gebruik
Met zullen + infinitief duiden we aan:
a) een belofte: Ik zal vanavond koken.
b) de situatie is bijna zeker; bij een sterke verwachting :
Henrik is zo gefascineerd door volcano’s dat hij eens naar Ijsland zal gaan.
c) voornemen: Ik zal stoppen met roken.
*meer over gebruik van zullen is te vinden bij 'Zullen vs zouden'
VOLTOOITD TOEKOMENDE TEGENWOORDIGE TIJD: ZULLEN + HEBBEN/ZIJN + PERFECTUM
Vorm
zullen + zijn/ hebben + perfectum |
Morgen, om deze tijd zullen we al zijn vertrokken naar Spanje.
= de actie ‘vertrekken naar Spanje’ is morgen om deze tijd al gebeurd
Gebruik
Deze tijd gebruiken we als we willen zegen dat iets ‘is al gebeurd’ in de toekomst; dat een actie zal al compleet zijn, afgerond
– op het moment dat we over de activiteit spreken, weten we dat het al gebeurd zal zijn
Samenvatting
Het is belangrijk om te weten dat we de toekomst door 4 verschillende tijden kunnen uitdrukken en wat is het verschil in het gebruik van deze tijden.