Preposities

Vorm

Preposities zijn meestal korte woorden, de vorm wordt nooit aangepast.

Gebruik

Preposities kunnen plaats, tijd, richting en relaties tussen dingen, mensen, dieren en verschijnsels aangeven.

Er zijn preposities die meerdere betekenissen kunnen dragen:

Ik ben op werk. = plaats
Jan komt
 op maandag. = tijd

We kunnen ze verdelen in 6 groepen:

–> Preposities van plaats

Voorbeeld:
Het boek ligt op de tafel.
Ik sta voor het huis.

–> Preposities van richting/ beweging:
Voorbeeld:
We gaan
naar de bioscoop.
Hij komt
uit China.

–> Preposities van tijd:

Voorbeeld:
De bank opent
om 9 uur.
Het is
in 2012 gebeurd.

–> Preposities van relatie:

Voorbeeld:
Nederlanders fietsen
zonder helm op.
Ivan woont samen met zijn best vriend.

–> Preposities vastverbonden met een werkwoord:

Voorbeeld:
luisteren naar iets
kijken
naar iets
denken
aan iets/ iemand
houden
van iets/ iemand
wachten
 op iets/ iemand
verliefd zijn
op iets/ iemand

Let op: bij scheidbare werkwoorden maken de woorden die op preposities lijken deel van het werkwoord; in dit geval praten we niet over een prepositie, maar over een bijwoord:

uitkijken naar iets
uit = bijwoord
naar = prepositie

Meer vind je op: https://www.nt2.nl/documenten/in_zicht/lijst_werkwoorden_met_een_vast_voorzetsel.pdf

–> Prepositieuitdrukkingen

= vaste combinaties met een of meer preposities die in hun geheel de functie van prepositie hebben:

Voorbeeld:
met betrekking tot (m.b.t.): Ik schrijf u met betrekking tot uw sollicitatiebrief.
in plaats van (i.p.v.): Ik voel me niet goed dus Irene gaat naar de vergadering in plaats van mij.
in verband met (i.v.m.): In verband met
de werkzaamheden is ons restaurant gesloten tot eind April.
naar aanleiding van (n.a.v.): Naar aanleiding van ons telefoongesprek wil ik bevestigen dat …
in tegenstelling tot:In tegenstelling tot zijn hoge IQ heeft hij niet zo goede resultaten op school.
aan de beurt zijn: Wie is er aan de beurt?
op de vakantie zijn:
Mia is momenteel op de vakantie.

Hoe kiezen jullie het juiste prepositie?

TIJD

om x op

om – met uren
om 10 uur, om kwart voor drie, …

op – met dagen
op zaterdag, op 31.7., op Eerste Paasdag, …

tijdens/ gedurende

Je moet je telefoon uitdoen tijdens/ gedurende de voorstelling. (= vanaf het begin tot het eind van de voorstelling)

van x vanaf x sinds

van – alleen in combinatie met tot:
Het festival duurt van vrijdag tot zondag. (het festival begint op vrijdag en eindigt op zondag)

vanaf = te beginnen bij; wordt gebruikt met een bepaalde tijdstip; kan in het presens, verleden en toekomst gebruikt worden:
Deze bibliotheek bestaat vanaf de 18e eeuw.
Je mag drinken vanaf je 18.

sinds wordt gebruikt alleen met het verleden; kan gebruikt worden met een bepaalde tijdstip (zoals vanaf), maar ook met een relatieve tijd:
Deze bibliotheek ontstaat sinds de 18e eeuw.
Ik werk hier
sinds 5 jaar. (relatieve tijd)

PLAATS

in x naar

in – beschrijft een positie; waar iets/ iemand is:
Jana is in de supermarkt.

naar – beschrijf een richting
Jana gaat naar de supermarkt.

in x op

in – geeft aan dat iets/ iemand binnen een bepaalde ruimte is
Ik woon in Amsterdam.
Ik stop de sleutels
 in mijn tas.

op – in de eerste instantie beschrijft dat iets/ iemand zich boven iets anders bevindt:
Het boek ligt op de kast.

Het kan echter soms hetzelfde betekenis als in uitdrukken in sommige gevallen:

Ik ben op kantoor (= in de kamer die kantoor heet)
Ik ben op werk ( = in de ruimte waar ik werk)
Ik ben op school ( = in de ruimte waar ik studeer)

! Maar
Als er in de bovenstaande gevallen aanwijzend of bezittelijk voornaamwoord of een lidwoord staat, dan mag zowel in als op gebruikt worden:
Ik studeer op/ in die universiteit.
Ik ben op/ in mijn werk.

Op verwijst meer naar de functie van de locatie terwijl in verwijst meer naar de locatie zelf:
Ik sta in het stadhuis. = nadruk op de locatie
Dat moet je doen
op het stadhuis. = nadruk op de functi

Preposities – tegenstellingen

boven – onder
voor – achter
naar – uit
binnen – boven
in – uit
voor – na
zonder – met

Samenvatting

Sommige preposities gebruiken meer of minder automatisch maar aan sommige moeten we eerste wennen. Bijvoorbeeld het verbum wachten is niet verbonden met de prepositie voor maar op: wachten op iemand/ iets
Het is heel handig voor het gebruik van de taal zelf om de prepositiesuitdrukkingen te leren en weten gebruiken.