Pronomen personale/ Persoonlijk voornaamwoord

Gebruik

Persoonlijke voornaamwoorden worden gebruikt in plaats van substantieven ( mensen, dingen, dieren, verschijnsels) in de zin:

Eva kookt.                            Eva = substantief
Zij kookt.                              Zij = persoonlijk voornaamwoord dat verwijst naar Eva; Eva wordt                                                              vervangen door zij

Vorm

De vorm is afhankelijk van de volgende:

–> getal: enkelvoud/ meervoud

–> persoon: eerste, tweede, derde persoon

–> functie in de zin: object/ subject

–> nadruk (accent): met nadruk/ zonder nadruk

–> geslacht: mannelijk, vrouwelijk, neutraal (geldt alleen voor derde persoon)

Overzicht

persoon subject object
enkelvoud vol/ met nadruk zonder nadruk vol/ met nadruk zonder nadruk
eerste persoon ik ‘k mij me
tweede persoon jij je jou je
– formeel u u
derde persoon* hij (mannelijk) ie hem ‘m
zij (vrouwelijk) ze haar ‘r, d’r
het (neutraal) ‘t het ‘t
meervoud
eerste persoon wij we ons
tweede persoon jullie jullie
– formeel u u
derde persoon zij ze hen/ hun* ze
* zie Gebruik hen/ hun/ ze

–> zinnen met ‘t als subject: de verbum begint met een hoofdletter:  t Is wel leuk

Gebruik

Met of zonder nadruk

Meestal kunnen er beide vormen gebruikt worden; toch zijn er een paar gevallen wanneer de volle vorm met nadruk verplicht is:

–> als we een contrast wil uitdrukken:

Ik betaal, niet jij.

Ik geef het aan jou, niet aan hem.

Zij gaan niet op vakantie, maar wij wel.

–> als we het voornaamwoord los, zelfstandig gebruiken:

Wie heeft het geschreven? Jij? Ja, ik.

Jij kunt beter koken dan ik.

–> in een nevenschikking (meer subjecten/ objecten van hetzelfde zinsniveau die verbonden zijn door en, of of maar):

Ben ik ook uitgenodigd? Ja, jij, Mark en Gita zijn ook uitgenodigd.

Wie wordt dan de nieuwe manager? Zij of Pieter?

–> na de preposities (voorzetsels) volgens en namens

Volgens mij zing zij echt goed.

Ik zal namens jou de belastingaangifte doen.

De objectsvorm zonder nadruk kan nooit op de eerste zinsplaats staan.

‘m ken ik al lang
Hem ken ik al lang.

Vormen van de derde persoon

hij, ie; hem ‘m

–> een mannelijk persoon

–> een man of een vrouw (seksneutraal gebruik)

–> een dier

–> met de-woorden (ook voor dingen):

Ik heb de film gezien–> Ik heb hem gezien.                               hem = de film

zij, ze; haar, d’r, ‘r

–> een vrouwelijk persoon; het geldt ook voor het meisje:
Wie is het meisje? Ik ken haar van werk. haar = het meisje

met d–> e-woorden die vrouwelijk zijn (er zijn niet zo veel)

het, ‘t

–> met het-woorden: Ik heb het boek gelezen. –> Ik heb het gelezen.  het = het boek

–> de inhoud van de hele zin

Ik eet geen vlees–> Ik weet het.   het= Ik eet geen vlees

Derde persoon meervoud: hen/ hun/ ze?

–> voor dingen en dieren wordt altijd  ze gebruikt zowel voor object als voor subject

–> gebruik van ze is altijd correct, behalve de gevallen wanneer de vorm zonder nadruk niet mogelijk is

subject direct object indirect object prepositie
zij/ze hen/ ze hun/ ze aan hen/ aan ze
Zij/ze praten. Ik zie hen/ ze. Ik heb het hun/ ze verteld. Ik heb het aan hen/ ze verteld.

–> met mensen:

–> direct object: met werkwoorden waar geen prepositie niet nodig is:

Ik zie ze/ hen.

Ik ken ze/ hen niet.

–> indirect object: met werkwoorden waar wel een prepositie wordt gebruikt, maar is niet uitgedrukt–> we gebruiken hun

Ik geef hun de kaartjes .                                 hun= aan hen

Ik heb hun een brief gestuurd.                        hun= aan hen

Hij schonk hun een kopje koffie in.                hun= voor hen

–> met prepositie: als de prepositie wel uitgedrukt is–> we gebruiken hen.

Ik geef de kaartjes aan hen.

Ik heb een brief aan hen gestuurd.

Hij schonk een kopje koffie voor hen.

Hier vinden jullie de lijst met werkwoorden die vaak problemen maken, omdat men weet niet of ze met hun of hen gecombineerd moeten worden: https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/hun-hen

Gebruik van u

De grenzen tussen het gebruik van u en jij of jullie zijn minder duidelijk dan in de andere talen zoals Frans of Duits.
In het algemeen wordt u gebruikt in de volgende situaties:

–> tegen onbekenden vanaf ongeveer 20 jaar

–> tegen bekenden voor wie we respect hebben of willen tonen (arts, docent, baas, …)

Samenvatting

Om te basisvormen te leren is niet te moeilijk vooral omdat we ze dagelijks gebruiken. Wat kan problemen maken is ook te leren dat er verkorte ( of vormen zonder nadruk) zijn an wanneer we ze kunnen gebruiken.
Ook het verschil in het gebruik tussen de derde persoon meervoud ze/ hen/ hun kan lastig zijn. Daarom nogmaals een kort overzicht om het eenvoudig te proberen te houden:
ze = altijd goed
hen = direct object of indirect object met prepositie; uitsluitend bij mensen
hun = indirect object zonder prepositie; uitsluitend bij mensen
Bij dingen en dieren wordt ze gebruikt.