Reflexieve werkwoorden

Gebruik

Reflexieve werkwoorden zijn werkwoorden in combinatie met een reflexief pronomen.

Het reflexieve pronomen verwijst altijd naar de persoon die ook als het subject staat.

Ze worden gebruikt in 2 gevallen:

–> met reflexieve werkwoorden:

Ik voel me niet goed.

–> als het subject en het object dezelfde persoon zijn:

Zij wast zich elke dag.

Vorm

Persoon enkelvoud Reflexief pronomen Persoon meervoud Reflexief pronomen
Ik Ik erger me Wij Wij ergeren ons
Jij Jij ergert je Jullie Jullie ergeren je
U U ergert u/ zich U U ergert u/ zich
Zij/ hij Zij/hij ergert zich Zij Zij ergeren zich

Plaats in de zin

–> in de hoofdzin na het eerste verbum in de zin:

Ik heb me vanochtend verslapen.

–> bij inversie na het subject:

Vaak vraag ik me af wat ik hier doe.

–> in de bijzin na het subject:

Ik moet nu 500 euro betalen nadat ik me voor de cursus officieel heb ingeschreven.

–> met tijden

Presens:          Ik scheer me.
Imperfectum: Ik scheerde me.
Perfectum:     Ik heb me geschoren.
Toekomst:      Ik zal me scheren./ Ik ga me scheren.

–> met modale werkwoorden:

Ik moet me scheren.

Je kunt je vergissen.

–> met scheidbare werkwoorden:

zich afvragen –> Ik vraag me af of het echt zin heeft.

 Samenvatting

De vorm van de reflexieve werkwoorden is niet zo moeilijk te leren. Wat is echter handig om te weten zijn de reflexieve werkwoorden zelf. Sommige zijn dezelfde als in jullie moedertaal maar er zijn er ook een paar die verrassend kunnen zijn zoals zich haasten ( Ik haast me).