Vorm
substantief + je : huis–> huisje
! Maar bij de woorden met volgende letters aan het einde wordt de suffix een beetje aangepast:
normaal | -el, -en, -er of een vocaal |
-l,-r, -n na een lange vocaal | -l, -r, -m, -n, -ng na een korte vocaal |
-m | -ing | -ing, waar de voorlaatste lettergreep zonder accent is |
vriend | borrel | zoon | bril | boom | woning | tekening |
vriendje | borreltje | zoontje | brilletje | boompje | woninkje | tekeningetje |
+ dubbele consonant in de stam |
–> Alle diminutieven zijn het-woorden.
–> In het meervoud krijgen ze een -s toegevoegd: twee boompjes.
–> De klank in de stam blijft lang/ kort: vraag–> vraagje
En natuurlijk, er zijn uitzonderingen:
blad –> blaadje
gat –> gaatje
glas –> glaasje
schip –> scheepje
Gebruik
–> Sommige woorden bestaan alleen als verkleinwoorden: sprookje, toetje, meisje, …
–> Als men iets klein vindt: tafeltje = een kleine tafel
–> Als men iets niet belangrijk vindt: Ik heb jouw berichtje ontvangen.
–> Als men iets een beetje belachelijk wil maken: Hij is z’n mannetje.
–> Als men een positieve houding tegen iets wil uitdrukken: Ik ga sigaretje roken.
Samenvatting
De verkleinwoorden worden gecreëerd door de suffix –je. Er zijn aanpassingen van deze suffix bij sommige woorden. Het verkleinwoord is altijd een het-woord.